In België vormt gelijke kansen een transversale bevoegdheid. Dat wil zeggen dat alle bestuursniveaus betrokken zijn. De federale staat en de gefedereerde entiteiten zijn dus samen bevoegd voor de bevordering van de gelijkheid van kansen. Zowel op federaal niveau als op het niveau van de gemeenschappen en de gewesten zijn er dus normen aangenomen en worden er concrete beleidsmaatregelen ten uitvoer gelegd.

Op federaal niveau is het beginsel van non-discriminatie verankerd in verschillende wetten. Twee van die wetten behoren tot het bevoegdheidsgebied van de federale cel Gelijke Kansen; het gaat om de antidiscriminatiewet en de antiracismewet.

De antidiscriminatiewet werd aangenomen op 10 mei 2007. Deze wet heeft betrekking op de volgende ‘beschermde criteria’: leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst

De antiracismewet van 30 juli 1981, die werd hervormd in 2007, bestraft bepaalde door racisme of xenofobie ingegeven daden. Deze wet heeft betrekking op de volgende criteria: nationaliteit, een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming.

De genderwet van 10 mei 2007 vervolgens, heeft betrekking op het ‘beschermd criterium’ geslacht. Daaronder valt ook enig onderscheid op grond van zwangerschap, bevalling, moederschap, geslachtsverandering en genderidentitieit en genderexpressie. 

De  wet van 22 mei 2014 ter bestrijding van seksisme in de openbare ruimte, maakt de bestraffing mogelijk van seksuele straatintimidatie en seksuele intimidatie op openbare plaatsen. Het Instituut voor de Gelijkheid van Vrouwen en Mannen is bevoegd voor de twee laatste wetten.

Meer gedetailleerde uitleg is te vinden in het Discriminatielexicon van Unia.